Pattaya Short-time
Het eerste wat me opviel wijls de slaap uit mijn hoofd trok was het monotone geronk ergens onder me. Dat ik het voor het eerst in uitzonderlijk lange tijd koud had, en dit zonder hulp van airconditioning. Hoewel mijn romp en ledematen niet bepaald op een zachte ondergrond lagen, rustte mijn hoofd op iets zacht warms. Ik opende mijn ogen, en zag sterretjes. En dan de maan, die uitzonderlijk snel in een boog voorbijgleed. Ik zag haren wapperen vlak boven me, en voelde de bocht die de pick-up maakte aangenaam kriebelen in mijn buik. Blijkbaar was het niet zozeer de maan, dan wel mijn bed dat uitzonderlijk snel door de nacht gleed. Mijn ontwaken was niet onopgemerkt verlopen, want nu kwam er een lieflijk lachend snoetje ondersteboven in beeld. Ik had geen flauw idee waar ik was, behalve dan zeer ruw. Men neme een wereldkaart ter grote van een plaid, en men legt de top van eenders welke duim op Thailand. Daar moest ik te vinden zijn. Onder die top van uw duim dames en heren. Bon, ik wist niet per se waar ik was, maar ik wist wel hoe ik daar geraakt was. Ik herinner me ook een jazzy nachtclub in Khon Kaen, de universiteitsstad van Isaan. (Men neme als tegenvoorbeeld Genk, als de studentenstad van Limburg. Maar dan wel bevolkt met kleurige plooirokjes, broeken met de obligate plooi in de pijp, witte sokjes boven zwarte schoenen of lederen laarsjes, gesteven bloesjes en vrolijke gezichtjes. De diversiteit van uniformepjes is hier ongelooflijk, geel-blauw, wit-blauw, wit-zwart, rood-zwart, geel-rood, blauw-rood, roze-wit, en zelfs een hele school in een uniform waar elke rechtgeaarde scoutsfanaat zonder blozen jaloers op zou zijn. En blozen deed ik, zelfs zonder scoutsmanie, want onophoudelijk was er wel een waaghals die onder aanmoediging van -meisjes-gegniffel en -jongens-elleboogstompen die een woordje engels uitprobeerde op de toevallige farang daar op de plaatselijke Rooseveltplaats. Natuurlijk meer geniffel en stompen, en nieuwsgierige steelse blikken om te zien wat de blozende kerel daar nu mee aanmoest. Net aangekomen uit grensstadje Nong-Kai en dan zo het vuur aan de schenen, potdikkeme.) De achtergrond van het podium was een schrale combinatie van aluminiumfolie dat als behang was gebruikt (deed me sterk denken aan het decor van een of andere oefening op Sint-Lukas) en een reusachtige vergeelde foto van de skyline van New-York, tevens als behang, en tevens zeer herkenbaar als decor in een of andere acteursoefening. (ps, mensen die erik blij willen maken met fotogenieke staaltjes van slechte smaak kunnen steeds decorfoto's mailen naar erik.decnodder@scarlet.be ) Er was een trio saxofonisten links naast de skyline, met gliteer en schitter van het aluminiumfolie dat vrolijk flitste onder de constante chaos van gekleurde lichtstralen (ik was al blij dat er geen blitse laser geinstalleerd was, mijn laatste confrontatie met het gebundelde licht doen me vermoeden dat A: Menig laserflitsflash-apparaat zonder benul van enige ISO 9001 norm gefabriceerd wordt, en B: Ik toch niet zo kleurenblind ben, aangezien ik nu zelfs kleuren zie als ik mijn ogen toeknijp. Ik vermoed dat de controleur van brand- en andere veiligheid dat laatste ook al eens doet.) Achteraan, naast de twin-towers, zat de drummer lekker te geven, en dan waren er nog wat gitaren en zo, ah ja, miekes met kleine bikinikes en die waren volgnens mij ook van aluminiumfolie, aan de schittering te zien. En vooraan stond er afwisselend een rijpere dame in prachtige zijde jurk te zingen. En goed. Dat was een van de redenen dat ik het naar mijn zin had, zo alleen daar in de nachtclub, dat en mijn 350 gram puur rundsvlees met peperroomsaus. En echt alleen was ik niet, want de dansvloer was gevuld met oudere chinese dames met hun nog oudere chinese mannen, die afwisselend in kopel dansten, walsten of rockten, dan weer en masse een of andere countryfolk danspas uitvoerden. Of was dat een mij onbekende aerobicsdiscipline, zoals ik er al enkele ontdekt heb in publieke parken in Azie? Ja, deze jongen had het best naar zijn zin daar in Zuid-Oost Florida. Zelfs toen een van de uit volle borst zingende dames een echte Katoey bleek te zijn die net iets minder goed kon zingen, maar de zaal des te harder deed swingen. Volgens mij de geknipte persoon om kabouter Plop en consoorten van de kaart te vegen bij de ukkies daar in Vlaanderen. Entertainment zoals Eddy Wally er goud mee schept: zonder benul van goede smaak maar wel lachen. Maar dat had nog steeds niets te maken met mij, ontwakend in de open laadbak van een pick-up. Toch maar even mijn Steak-verhaal kunnen doen.
Ik was vandaag in Pataya geweest. Dat was het! Ik had nochtans menigmaal gezworen nooit een voet in Pataya te zetten. Tenzij om een memorabele fockyoumentaire over Lou zijn Banana te draaien. En behalve mijn stoelgang had ik vandaag niets gedraaid. En om de moraalridders alvast gerust te stellen, ik had vandaag zelfs niet aan iets gedraaid. Er blijken namelijk 2 Pataya's te zijn, waarvan ik vandaag de illustere heb mogen ontdekken. Uitgenodigd door de familie van een lieftallige jonge deerne was ik achter in de pick up geklommen, ondanks het aanbod om binnen te zitten, iets wat blijkbaar menig Thais volkspersoon vreemd vind, aan de vrolijke wijsvingers en grijnzen van voorbijgangers en passerende chauffeurs te zien. Maar leg maar eens uit dat het bij ons in Europa als ongezond wordt beschouwd om in de laadbak van een pick-up te zitten, zeker als deze de zone 30 inruilt voor de snelweg. (Inderdaad was elk loszittend haarstukje snel weg.) En leg maar eens uit dat de ravotter in mij het heerlijk vindt om gespeend van enig comfort de zonnestralen en rukwinden op den bol te voelen kletsen. Gezamenlijk zaten we daar, moeder de hen met Paa, een negenjarige deugniet die plots heel ernstig kan kijken, Oi, de oudste zus, en Dao, de lieftallige deerne die ik niet zo lang voordien had leren kennen in universiteitsstadje Khon Kaen. Aan het stuur zat de vriend van Kai, een vriendin van de zussen. Vader de leeuw zat ergens in een boerendorpje ver weg peren te stoven terwijl de vrouwkes verzameld waren in de tijdelijke stad van Dao om het komende Loi Kratong-festival kleur te geven. (Menig lezer zal dit festival herkennen als ik vertel dat het gebeuren bestaat uit veel mensen die veel kaarsjes in zelfgemaakte vlotjes de rivier af laten drijven.) En in afwachting van de festiviteiten op de 26e kon een dagje aan het meer van Pataya er wel af. Zeker nu dochterlief een blijkbaar niet onknappe bleekscheet had meegetroond naar haar kot.
Het was een prettige dag, het meer was koel en het eten was rijkelijk: gegrilde vis gevuld met citroengras en dergelijke, papaya-salade met koolsla en geroosterde kiek (is er trouwens een epidemie in Thailand of niet, want ik hoor er hier weinig van). Met het water en de chips voor Paa inbegrepen kwam de totaalrekening die ik op mij genomen had goedkoper uit als wanneer ik een willekeurig bezoek aan Burger King had gemaakt. Het was wel duidelijk dat er hier nooit toeristen van buitenlandse oorsprong neerstreken. (Behalve de vriend van Kai was er niemand in de verste verte die meer dan 2 woorden Engels sprak, uw teerbeminde blogger buiten beschouwing gelaten) En hilariteit alom toen de lange witte Farang zich gracieus ontdeed van zijn hemd en jeans om lekker in het water rond te spetteren. Het was voor mij een must, gezien ik dra nog verder van de zee zou zitten tussen bergvolkeren en andere illustere wezens. Bij gebrek aan voorbereiding had ik natuurlijk geen handdoek mee, en dus deed ik wat ieder fatsoenlijk mens in dit klimaat doet als het zwem-gedeelte afgelopen is: Rap rap het water uit, gauw gauw broek en hemd aantrekken, en snel snel nog wat kiek smullen. Het was een zeer fijne dag jawel, en het enige minpunt was steeds nieuwe manieren vnden om de niet zozeer licht bedoelde grapjes over verloving en trouwerij te pareren met niet affronterende ontwijkende tegengrapjes. Het was uiteindelijk een stevig eind terug naar de stad. En zo was het dus dat ik aangenaam en opgedroogd wakker werd in de open laadbak van een vliegensvlugge pick-up. En ondanks de prachtige aanblik, kon ik mij niet ontdoen van een sluimerend besef dat een abrupte stop van het voetuig ons zou herleiden tot willoze vliegende poppetjes die ten prooi aan allerlei fysica-wetten nog wel het minste te vrezen zouden hebben van de zwaartekracht. Hoe ver kan een zak patatten eigenlijk vliegen als deze tegen een snelheid van 140 kilometer per uur wordt weggekatapulteerd? En moet je diezelfde patatten eerst nog koken om van moes te kunnen spreken?
Adios Calimeros!
Ik was vandaag in Pataya geweest. Dat was het! Ik had nochtans menigmaal gezworen nooit een voet in Pataya te zetten. Tenzij om een memorabele fockyoumentaire over Lou zijn Banana te draaien. En behalve mijn stoelgang had ik vandaag niets gedraaid. En om de moraalridders alvast gerust te stellen, ik had vandaag zelfs niet aan iets gedraaid. Er blijken namelijk 2 Pataya's te zijn, waarvan ik vandaag de illustere heb mogen ontdekken. Uitgenodigd door de familie van een lieftallige jonge deerne was ik achter in de pick up geklommen, ondanks het aanbod om binnen te zitten, iets wat blijkbaar menig Thais volkspersoon vreemd vind, aan de vrolijke wijsvingers en grijnzen van voorbijgangers en passerende chauffeurs te zien. Maar leg maar eens uit dat het bij ons in Europa als ongezond wordt beschouwd om in de laadbak van een pick-up te zitten, zeker als deze de zone 30 inruilt voor de snelweg. (Inderdaad was elk loszittend haarstukje snel weg.) En leg maar eens uit dat de ravotter in mij het heerlijk vindt om gespeend van enig comfort de zonnestralen en rukwinden op den bol te voelen kletsen. Gezamenlijk zaten we daar, moeder de hen met Paa, een negenjarige deugniet die plots heel ernstig kan kijken, Oi, de oudste zus, en Dao, de lieftallige deerne die ik niet zo lang voordien had leren kennen in universiteitsstadje Khon Kaen. Aan het stuur zat de vriend van Kai, een vriendin van de zussen. Vader de leeuw zat ergens in een boerendorpje ver weg peren te stoven terwijl de vrouwkes verzameld waren in de tijdelijke stad van Dao om het komende Loi Kratong-festival kleur te geven. (Menig lezer zal dit festival herkennen als ik vertel dat het gebeuren bestaat uit veel mensen die veel kaarsjes in zelfgemaakte vlotjes de rivier af laten drijven.) En in afwachting van de festiviteiten op de 26e kon een dagje aan het meer van Pataya er wel af. Zeker nu dochterlief een blijkbaar niet onknappe bleekscheet had meegetroond naar haar kot.
Het was een prettige dag, het meer was koel en het eten was rijkelijk: gegrilde vis gevuld met citroengras en dergelijke, papaya-salade met koolsla en geroosterde kiek (is er trouwens een epidemie in Thailand of niet, want ik hoor er hier weinig van). Met het water en de chips voor Paa inbegrepen kwam de totaalrekening die ik op mij genomen had goedkoper uit als wanneer ik een willekeurig bezoek aan Burger King had gemaakt. Het was wel duidelijk dat er hier nooit toeristen van buitenlandse oorsprong neerstreken. (Behalve de vriend van Kai was er niemand in de verste verte die meer dan 2 woorden Engels sprak, uw teerbeminde blogger buiten beschouwing gelaten) En hilariteit alom toen de lange witte Farang zich gracieus ontdeed van zijn hemd en jeans om lekker in het water rond te spetteren. Het was voor mij een must, gezien ik dra nog verder van de zee zou zitten tussen bergvolkeren en andere illustere wezens. Bij gebrek aan voorbereiding had ik natuurlijk geen handdoek mee, en dus deed ik wat ieder fatsoenlijk mens in dit klimaat doet als het zwem-gedeelte afgelopen is: Rap rap het water uit, gauw gauw broek en hemd aantrekken, en snel snel nog wat kiek smullen. Het was een zeer fijne dag jawel, en het enige minpunt was steeds nieuwe manieren vnden om de niet zozeer licht bedoelde grapjes over verloving en trouwerij te pareren met niet affronterende ontwijkende tegengrapjes. Het was uiteindelijk een stevig eind terug naar de stad. En zo was het dus dat ik aangenaam en opgedroogd wakker werd in de open laadbak van een vliegensvlugge pick-up. En ondanks de prachtige aanblik, kon ik mij niet ontdoen van een sluimerend besef dat een abrupte stop van het voetuig ons zou herleiden tot willoze vliegende poppetjes die ten prooi aan allerlei fysica-wetten nog wel het minste te vrezen zouden hebben van de zwaartekracht. Hoe ver kan een zak patatten eigenlijk vliegen als deze tegen een snelheid van 140 kilometer per uur wordt weggekatapulteerd? En moet je diezelfde patatten eerst nog koken om van moes te kunnen spreken?
Adios Calimeros!
0 Comments:
Post a Comment
Subscribe to Post Comments [Atom]
<< Home